Leven met Jezus

 

Het eeuwige zuigeling schap van de gelovige

 

Wij kennen tegenwoordig in de gemeente een verschijnsel dat ik ‘het eeuwige zuigeling schap van de gelovige’ noem.

Er zijn leden in onze gemeenten die, hoewel ze al jaren de boodschap hebben gehoord, nog steeds onveranderde mensen zijn. Voortdurend hebben zij een voorganger nodig om voor hen te zorgen: hij moet hun luiers verschonen, talkpoeder op hun billetjes doen en controleren of hun melk niet te heet is. De gemeente van Christus lijkt soms meer op een ziekenhuis dan op een leger.

Soms houden wij onszelf voor de gek, omdat wij in aantal toenemen. Wij menen dat dit groei is. Maar numerieke groei is niet hetzelfde als geestelijke groei.

 

Vaak merken we die situatie wel op, maar we weten niet wat we eraan moeten doen.

Wij zeggen tegen onze mensen: ‘U moet vrucht dragen voor Jezus. U moet meer van Gods goedheid ervaren. U moet meer liefde hebben, meer vrede.’ Maar van zuigelingen kun je zulke eigenschappen niet verwachten. Die tref je alleen aan bij volwassenen.

Dit was ook Paulus’ klacht, toen hij een gebrek aan geestelijke groei opmerkte in de gemeente van Korinte. ‘Jullie zijn nog steeds zuigelingen,’ zei hij.

 

Aan de Galaten schreef hij dat hij voor hen opnieuw de weeën van een geboorte moest meemaken.

En de mensen aan wie de Hebreeënbrief is gericht, behoorden al leermeesters te zijn, maar ze hadden nog steeds onderwijs in de basisprincipes van het christelijk geloof nodig. Zij konden alleen maar melk verdragen en geen vast voedsel.

Toen ik een jaar of acht was, kwam er in onze kerk een voorganger met een mooie baard op bezoek. In die dagen waren baarden niet zo ‘in’ als tegenwoordig. Ik vond die baard geweldig. In mijn ogen leek die man dan ook op een prins!

Dus begon ik de Heer om een baard te vragen. Ik herinner mij dat ik er zelfs een dag voor gevast heb.

Mijn moeder vroeg: ‘Juan, eet je vandaag niet?’

Ik antwoordde: ‘Nee, moeder, ik vast.’

‘Maar waarom vast je dan?’

‘Het is voor iets wat ik geheim wil houden,’ legde ik uit. De baard kwam niet, hoeveel ik ook bad en vastte. Maar toen ik zestien was, kreeg ik vanzelf een baard, als gevolg van natuurlijke groei en ontwikkeling. Ik hoefde er niet voor te bidden.

In de kerk/gemeente gaat het niet veel anders. Groei komt voort uit leven.

 

Als wij geestelijk leven, nemen wij toe in liefde, vreugde, vrede, volharding, zachtmoedigheid en de andere karaktereigenschappen van Christus. Ze zijn de natuurlijke vrucht van een geestelijk leven; geen enkele inspanning van ons kan daar iets aan toevoegen.

Een van de belangrijkste oorzaken waarom wij in de gemeente zo weinig groei zien, is dat wij ons concentreren op begrippen in plaats van op het leven, het leven in Christus.                                      

 

Wij zijn ons ervan bewust welke leerstellingen we aanhangen, tot welk theologisch systeem wij behoren en welke principes we in elk geval dienen vast te houden.

Wat bedoel ik nu precies, als ik zeg dat wij ‘begrip gericht’ zijn?

Stel dat u mij vraagt: ‘Broeder Ortiz, wilt u ons een Bijbelstudie geven over het begrip vreugde?’ dan zal ik dat uiteraard graag doen.

Ik ga naar mijn studeerkamer, neem een concordantie van de plank en zoek het woord ‘vreugde’ op. Ik noteer alle verzen waarin het woord vreugde voorkomt. Tjonge, wat zijn het er veel! Ik kies de teksten die het best passen bij de boodschap die ik wil brengen en laat de rest achterwege.

Ik heb mijn studie klaar. Bij de volgende bijeenkomst kom ik binnen en ik zeg: ‘Broeders, wij gaan het vandaag over vreugde hebben. Het woord vreugde heeft in het Grieks een andere betekenis dan in onze taal, omdat het Grieks rijker is.

Maar het Hebreeuws gaat nóg dieper dan het Grieks.

Abraham zei over vreugde… Jezus zei over vreugde…

Paulus zei over vreugde… Spurgeon zei over vreugde…’

En de mensen zeggen: ‘Wat een geweldige studie! Dank u wel, broeder.’

Dan merkt iemand op: ‘Deze boodschap over vreugde is geweldig, broeder Ortiz. Kunnen we uw notities niet krijgen?’ ‘Tuurlijk, we kunnen fotokopieën maken, die u mag hebben.’

Ze vouwen hun kopieën op, stoppen die in hun Bijbel en vergeten de boodschap.

Maar niemand hééft  die vreugde! Ze kennen nu wel het begrip vreugde, maar het léven van vreugde kennen ze niet.

Wat hebt u? Het begrip? Of Degene die het leven is?

 

Sommige mensen lijken te denken dat Petrus ons potlood en papier zal geven, als wij bij de hemelpoort aankomen.

‘Tien vragen. Als je er zeven goed hebt, ga je regelrecht de hemel in. Als je er tussen de vier en zeven goed hebt, ga je naar het vagevuur. Heb je er minder dan vier goed, dan verdwijn je direct naar de hel.

Eerste vraag. Welke visie heb je op de doop? Is het besprenkeling, onderdompeling, moet het gebeuren in de naam van de drie-enige God, of moet je drie keer onder water? Kruis het goede antwoord aan.’

Wat een probleem! Je kunt niet afkijken bij iemand naast je, want aan de ene kant staat iemand van het Leger des Heils en aan de andere kant een katholiek. En jij bent b.v.b. baptist. Jullie zullen dus alle drie verschillende antwoorden hebben!

Sommige mensen maken zich erg druk om dit soort zaken en dat brengt ook binnen de kerken verdeeldheid. 

Maar het gaat niet om de juiste manier van dopen. Het gaat er uiteindelijk om of Jezus in je hart leeft. In het Koninkrijk der hemelen bestaan zulke tentamens over de leer niet. Petrus zal daar niet staan met pen en papier. Hij heeft een stethoscoop waarmee hij je hart onderzoekt!

Misschien neem je al je dogmatische boeken wel mee, om goed voorbereid te zijn op de test.

‘Petrus, waar moet ik tentamen doen?’

Petrus haalt zijn stethoscoop uit zijn zak. ‘Tik, tik, tik, tik.’

‘Kom binnen.’

‘Maar hoe staat het dan met het tentamen?’ ‘Dat zit wel snor. Je hebt het leven; dus hoor je hier.’

Verlossing betekent dat je van de dood overgaat in het leven.

‘Wij weten, dat wij overgegaan zijn uit de dood in het leven, omdat wij de broeders liefhebben’ (1 Joh. 3:13). Liefde is de uiting van leven. Maar als iemand niet precies gelooft zoals jij, groeit er vaak haat in plaats van liefde.

Ik ben niet tegen theologie. Ik beklemtoon alleen dat, als het leven niet in u is, u de best denkbare theologie kunt hebben en toch verloren zijn!

Leerstellingen hebben hun eigen plaats, maar bepaald niet de allereerste. Die plaats is alleen voor Jezus. ‘Wie de Zoon heeft, heeft het leven.’ Niet: ‘Wie de juiste dogma’s heeft, heeft het leven.’ Maar wie de juiste Persoon heeft!

Als wij Hem in ons hart hebben en van daaruit leven, beginnen we geestelijk te groeien.                  We gaan meer op Hem lijken.

Zijn leven in ons wordt steeds meer zichtbaar in de wijze

waarop we leven.                                                                                                                                                

Paulus zegt dat wij veranderen naar hetzelfde beeld, van heerlijkheid tot heerlijkheid, door de Heer die Geest is      (2 Kor. 3:18).

Als uw vreugde wegsijpelt op het moment dat er problemen komen, moet u een vreugde krijgen die toeneemt tot ze overstroomt, een vreugde die niet weg geroofd kan worden.

Dan zult u geestelijk groeien, in liefde, vreugde, vrede en volharding.

Als u vandaag gemakkelijker kunt liefhebben dan gisteren, dan betekent het dat u gegroeid bent.

Niet dat u vandaag per se meer van de leer begrijpt dan gisteren; dat heeft alleen maar met uw verstand te maken.

 

Het oude volk Israël was anders dan andere volken, omdat het Gods volk was. Het was een koninkrijk van priesters, geleid door de Geest van God, door middel van profeten.

Maar het wilde zijn zoals andere volken, die koningen hadden om hen voor te gaan in oorlogen.

Het is verdrietig, maar de kerk is telkens opnieuw bezweken voor de verleiding om zo te worden als andere religies.

Wat is een religie?

Een religie heeft een stichter: Mohammed, Boeddha, Confucius, Zoroaster. Wat zo’n stichter heeft gezegd, wordt in een boek opgeschreven. Als de stichter sterft, laat hij het boek na. Zijn volgelingen proberen te doen wat erin staat.

De moslims hebben de Koran. Zij ontlenen hun leerstellingen aan dat boek.

 

Ons christendom heeft óók een stichter, Jezus Christus, die lang geleden is gestorven. Wat Hij onderwees, kwam in de Bijbel te staan. Nu ontlenen wij vaak leerstellingen aan de Bijbel op een manier alsof Hij net zo dood is als bijvoorbeeld Mohammed.

Daardoor hebben we christenen die geloven in een vrije wil én mensen die dat niet doen.

We hebben mensen die geloven in een duizendjarig rijk, en allerlei variaties daarop. Er zijn talloze verschillende opvattingen, allemaal binnen dezelfde kerk. We hebben onderlinge strijd en bekogelen elkaar met Bijbelteksten: ‘Lees dát maar eens, of dát.’

We doen vaak alsof onze ‘stichter’ net zo dood is als de stichters van andere godsdiensten. Op deze manier brengen wij Christus inderdaad terug tot hun niveau. Wij vinden het erg dat de moslims Jezus gelijkstellen met Mohammed, maar wij doen precies hetzelfde!                                                    Christus is voor ons toch vaak niet méér dan Mohammed voor de moslims? Wij zorgen er dus voor dat Jezus ons vandaag niets te zeggen heeft.

Hij kan vandaag niets doen. Hij is toch weg? We hebben zijn Boek en dat is het dan…                                                                                                                                                 Maar, prijs de Heer voor het Boek, omdat juist dat Boek, de Bijbel, ons zegt dat Hij leeft!

Het grote verschil tussen ons en de aanhangers van andere godsdiensten is dat onze ‘grondlegger’ nog leeft en het hoofd van de kerk is.                                                                                                                                                                      Het probleem is alleen dat we Hem niet veel laten doen. Ook al wéten we dat Hij het hoofd van de kerk is, de realiteit is dat Hij weinig te zeggen heeft, omdat alles geregeld wordt door onze commissies.

 

De kerk/gemeente  weet niet wat er moet gebeuren wanneer de Geest Zich roert. ‘Wat is dit toch?’ vragen wij ons af. ‘We moeten wel voorzichtig zijn, hoor.’ Er is paniek en er zijn problemen.

Er komt verdeeldheid. Waarom? Omdat de structuren van de kerk maar al te vaak een belemmering vormen voor de levende Christus.

Als je een kerkdienst bijwoont, wordt er vaak gesproken over de Samaritaanse vrouw, of Zacheüs, of de tien melaatsen, of de vervloeking van de vijgenboom, of Christus die de storm op het meer van Galilea stilt, of de blinde Bartimeüs, of de vermenigvuldiging van de broden en de vissen; of alweer over de Samaritaanse vrouw en Zacheüs en de tien melaatsen; en voor de afwisseling de Samaritaanse vrouw en Zacheüs… alsof Jezus, sinds Hij stierf, niets meer heeft gedaan!

Ik denk dat Hij Zich soms knap verveelt als Hij naar onze preken luistert. Ze doen denken aan begrafenissen, want op begrafenissen hebben we het ook over wat de overledene heeft gedaan toen hij nog leefde.

Een student die in onze kerk tot geloof gekomen was, zei eens tegen mij: ‘Broeder Ortiz, de eerste zes maanden heb ik in de gemeente veel geleerd. Na zes maanden merkte ik dat ik evenveel wist als alle anderen. Ik wist bijvoorbeeld alles over de wederkomst van Jezus, de grote verdrukking, de wedergeboorte en de drie-eenheid. Vanaf dat moment is mijn kennis op hetzelfde peil gebleven.’

Talloze mensen gaan niet meer naar kerkdiensten, omdat ze zich daar vervelen. Niet omdat de diensten slecht zijn, maar omdat er zo weinig verandering is. Dezelfde gezangen, dezelfde boodschap, dezelfde liturgie.

Je moet nogal wat kunnen verdragen om telkens weer naar dit soort samenkomsten toe te gaan. Dat geldt ook voor God.

Veel mensen richten zich op de activiteiten die een gemeente of een kerk ontplooit en niet op Jezus Christus. We gaan naar een samenkomst, vervolgens naar een Bijbelstudie- avond, en aansluitend naar een gebedsbijeenkomst.

Ons leven bestaat zowat uit samenkomsten. Wij meten ons geestelijk welzijn zelfs af aan het aantal samenkomsten dat we bezoeken. Iemand die alle samenkomsten bezoekt, geldt als zeer geestelijk. ‘O, hij is een goed christen. Hij ontbreekt op geen enkele samenkomst.’

Maar als iemand één of twee zondagen niet komt, zeggen we: ‘Hij glijdt af.’

Ik ben niet tegen samenkomsten, maar ik vraag me wel af wat er met ons zou gebeuren, als alle kerken vandaag dichtgingen.

Hoe zou het met ons christendom gesteld zijn? Nee, de kern van ons christenleven moet Christus zélf zijn, en niet de samenkomst.

Als wij ons zo concentreren op ideeën en begrippen, in plaats van op de levende Christus, is het dan verwonderlijk dat we niet méér groei zien bij Gods volk?

 

Maar goddank, er zijn over de hele wereld mensen die geen genoegen nemen met deze gang van zaken. Ze zijn het moe om te proberen zoals Jezus te leven en zich voortdurend mislukkelingen te voelen. Ze weten dat ze te weinig liefde en vreugde hebben, en ze verlangen ernaar Hem beter te leren kennen, opdat ze levende brieven van Christus zouden mogen worden.

We hebben een nieuwe generatie christenen nodig, die weet dat de kerk zich richt op een Persóón die in haar midden woont. Jezus heeft ons niet achtergelaten met een boek en de woorden: ‘Hier heb je de Bijbel. Probeer erachter te komen wat erin staat, maar gebruik wel je concordantie en

commentaren. Het beste ermee!’

Nee, dat heeft Hij niet gezegd.

‘Zie, waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden’ (Mat. 18:20). Hij heeft ons niet als wezen achtergelaten. Hijzelf is in ons. ‘Ik laat je niet in een troosteloze eenzaamheid achter. Ik zelf zal bij je komen. Ik laat niet alleen een boek achter. Ik ben er zelf, in je hart.’

 

Paulus bad dat de kinderen van God zouden weten dat Christus door het geloof in hun hart leefde en dat de ‘inwendige mens’ door de Heilige Geest gesterkt mocht worden. Ook nu moeten we weten dat Christus in ons woont.

Wij moeten weten dat we niet langer ons eigen leven leiden, maar dat Christus ons leven is. We moeten erkennen dat Hij in ons woont, en dat onze oude mens met Hem gekruisigd is.

Omdat Hij ons leven is, hebben we deel aan zijn karakter.

We hoeven niet te proberen in eigen kracht na te volgen wat de Bijbel over zijn manier van leven zegt. We hoeven niet te vasten en te bidden voor meer van zijn liefde, vreugde en vrede. We hoeven alleen maar te weten dat de Auteur van het boek ín ons woont, en dat Hij ons alles is.

Als wij dat weten, komt de groei vanzelf. Ons leven verandert, omdat er steeds meer van Christus zichtbaar wordt.

Alleen deze openbaring – dat Christus in ons is – kan geestelijke vrucht voortbrengen.

Wij zingen wel eens: ‘Richt uw oog slechts op Jezus.’ In dit boek gaan we ons oog richten op Hem: Jezus, onze Verlosser, ons leven. Dat geldt voor ons persoonlijk en voor de gemeente/kerk.

Hij moet het kloppende hart van de gemeente zijn; van Hem moet haar leven komen.

‘Jezus, wij richten ons oog op U, opdat wij mogen weten dat wij uw leven in ons dragen en wij dat leven leiden door geloof.’

 

 

Door Juan Carlos Ortiz , Uit : Leven met Jezus van dag tot dag